Beweging 8: Perspectieven openen

Het perspectief van ons opvoedingsproject is tegelijk breed en diep. ‘Breed’, want het opent een ruime blik op de wereld. ‘Diep’ omdat we met de liefdevolle blik van de Schepper meekijken naar die wereld (8.1).
In alle domeinen van het leven zijn sporen van Zijn aanwezigheid te zoeken en te vinden(8.2).

Godsdienstlessen en pastorale activiteiten geven uitdrukking aan dit christelijk perspectief, maar ieder vak geeft uitzicht op een diepere werkelijkheid. Dit alles maakt van de ignatiaanse pedagogie een pedagogie van de hoop (8.3)

8.1 Mondiaal perspectief

In de meditatie van de Geestelijke Oefeningen over de Menswording nodigt Ignatius uit om samen met God de hele wereld te overzien en daarop de mensen in al hun verscheidenheid:

“De grote omvang en omtrek van de aarde zien met zo vele en zo verschillende mensen”. “De personen zien, groep na groep, […] in een zo grote verscheidenheid van kleding en gedrag: de een blank en de ander zwart, de een in vrede en de ander in oorlog, de een huilt en de ander lacht, de een is gezond, de ander ziek, de een wordt geboren en de ander sterft, enz.”
Dit is een beeld van een God die met een liefdevolle blik naar de mensen kijkt. Hij is uit op een levengevende ontmoeting met hen: dat is de betekenis van Jezus’ zending. We worden uitgenodigd om de wereld niet alleen met mensenogen te bekijken, maar ook door de bril van Gods droom voor de schepping. Met die droom voor ogen is er echter nog veel werk aan de wereld. De ignatiaanse pedagogie staat in het teken van het realiseren van ‘meer menselijkheid’ die deze droom insluit. Vanuit dit perspectief zendt Ignatius zijn medebroeders uit naar Azië, Afrika en Zuid-Amerika, om aan alle volkeren het ‘goede nieuws’ te verkondigen. Urenlang schrijft hij brieven om te informeren naar ieders ervaringen in die vreemde culturen, hoe de mensen er leven… ’s Nachts klimt hij echter op het dak van zijn huis om naar de sterren te kijken. Het ontroert hem en het houdt zijn perspectief wijd en open. Het bovenstaande heeft consequenties voor de pedagogie. Het geschetste geloofsperspectief verlost ons van de angst dat die wereld op zichzelf teruggeworpen en zinloos is. Dit perspectief maakt ruimte om de wereld hoopvol onder ogen te zien en samen met de leerlingen te verkennen. Leerlingen leren verder kijken dan Vlaanderen, België en Europa, en hun blik verruimen voor andere culturen en levensopvattingen. Daarbij zullen hopelijk hun ogen open gaan voor de ongelijke verdeling van welvaart en goederen.

8.2 God zoeken in alle dingen

Ignatius ontvangt kort na zijn bekering, zittend aan de oever van de Cardoner, een diep inzicht, waardoor alle dingen hem nieuw schijnen. Hij ziet alle dingen binnen het perspectief van Gods scheppende aanwezigheid. In de Geestelijke Oefeningen laat hij hierover mediteren:

“Kijken hoe God woont in de schepselen: in de elementen door ze het bestaan te geven, in de planten door ze te doen groeien, in de dieren door ze te voeden, in de mensen door hun verstand te geven. Zo woont Hij ook in mij, door mij het bestaan te geven, mij te bezielen, mij te doen voelen en mij verstand te geven”. Het beschouwen van Gods aanwezigheid in al wat bestaat, is in de jezuïtische traditie bekend geworden als ‘God zoeken en vinden in alle dingen’. Het gevolg is een positieve ingesteldheid tot de werkelijkheid. Deze werkelijkheid is geen betekenisloze toevalligheid, maar ‘heilige grond’ en plaats van relatie. Elk aspect van ons leven – relatie en ontmoeting, werk en ontspanning, politiek en economie, natuur en cultuur – kan een ontmoetingsplaats zijn met God. Voor de pedagogie betekent dit dat elk vak, elk onderwerp – en dus niet alleen de levensbeschouwelijke vakken en onderwerpen – een vindplaats van God kan zijn. In de loop van de eeuwen zijn vele jezuïeten wiskundigen, natuurkundigen, astronomen, biologen, architecten, musicologen… geworden. Van de jezuïet-paleontoloog Teilhard de Chardin is de uitspraak bekend dat wetenschap niet ver afstaat van aanbidding. Elk vak draagt in zich de mogelijkheid om de mens te verheffen. Op die manier een vak geven, maakt het nog boeiender. Elk vak dat inzicht bijbrengt, biedt ook uitzicht. De manier waarop we een onderwerp benaderen – een tekst lezen of een onderzoek doen – is inderdaad gekleurd: door onze ideeën en opvattingen, door ons wereldbeeld. Er is daarom altijd de opening naar het ethische en het levensbeschouwelijke. Het is goed in de klas aan deze diepere dimensie attent, bedachtzaam en eerlijk de noodzakelijke ruimte te geven.

8.3 Een christelijke pedagogie van de hoop

Het geloof in Gods liefde voor de wereld maakt de ignatiaanse pedagogie tot een pedagogie van de hoop. Onze wereld waarin schoonheid en geluk verstrengeld zijn met lijden en verdriet, is niet aan haar lot overgelaten. Deze hoop is gefundeerd op Christus’ verrijzenis en opent het perspectief dat lijden en dood niet het laatste woord hebben, maar het leven. Dat geloof moet uitdrukkelijk een plaats krijgen in het schoolleven. De pastorale werking van de school verdient sterke aandacht. In godsdienstlessen, liturgische vieringen en bezinningsactiviteiten worden deze christelijke geheimen gethematiseerd en gevierd. Daarbuiten kunnen alle vakken hun bijdrage leveren aan het perspectief van de hoop. Alles kan verwondering wekken en voedsel geven aan de hoop dat de wereld goed is of goed kan worden, dat wij zelf goed zijn en nog beter kunnen worden: de schoonheid en wijsheid in de literatuur, de wiskundige ordening van de wereld, de mogelijkheden van fysica, scheikunde en techniek, de onvoorstelbare dimensies van de kosmos, de  bont verscheidenheid aan cultuur en natuur dichtbij en veraf, het functioneren van onze zintuigen, verstand en gevoel, het voorbeeld van goede mensen in de geschiedenis en van pioniers van een rechtvaardiger economie, de artistieke zelfexpressie, de training van het lichaam en het samenspel bij sport…De persoon van de leerkracht zelf is de hoofdacteur van een mogelijke pedagogie van de hoop. Zelfs “zonder erover te spreken, laat de leerkracht zijn mentale ruimte zien: angstig of vertrouwensvol, gesloten of open, geëngageerd of cynisch, teleurgesteld of hoopvol”. Om gids van leerlingen te kunnen zijn en met hen in een hoopvol perspectief de wereld te kunnen bestuderen, kan de leerkracht niet beter doen dan steeds opnieuw de hoop in zichzelf te voeden. Dat leerkrachten een voorbeeldfunctie hebben, is altijd een sterke intuïtie geweest in de ignatiaanse pedagogie. De band met de klasleerkracht in het secundair onderwijs of met de meester of de juf in het basisonderwijs is daarom een belangrijke bouwsteen in het opvoedingsproject van de jezuïetencolleges.