Leerlingvolgsysteem

Bij het begin van het eerste leerjaar worden de kinderen onderzocht op hun schoolrijpheid. Zodra de resultaten van deze testafname beschikbaar zijn, wordt voor mogelijke probleemkinderen overlegd – samen met de klasonderwijzer(es), de taakleerkracht, de CLB-medewerker en de directeur – of verder en diepgaander onderzoek wenselijk is. Door de schoolrijpheidstest krijgt de titularis tevens een overzicht van de kinderen die vermoedelijk bijzondere aandacht behoeven.

De eerstelijnszorg voor alle leerlingen verloopt via de klasleerkracht. Die klasleerkracht zal d.m.v. toetsen geregeld de progressie van de kinderen peilen en zonodig remediëren.

Toch kiest de school uitdrukkelijk ook voor de tweedelijnszorg via het leerlingvolgsysteem: dit is een toetsenbatterij (die hoofdzakelijk in de lagere leerjaren wordt afgenomen), met als doel de problemen – vroeg in het leerproces – te detecteren en te verhelpen. Deze toetsen zijn alle genormeerd, zodat de bekomen individuele score een duidelijke waardemeter is om het niveau van het kind te bepalen.

Door het werken met een leerlingvolgsysteem biedt de school m.a.w. een tweede opvangnet aan, naast de waakzaamheid van de klasleerkracht.

De bespreking van de resultaten behaald in het leerlingvolgsysteem gebeurt multidisciplinair: nl. met de klasleerkracht, de taakleerkracht, de CLB-medewerker en de directeur van de basisschool. Waarom multidisciplinair? Precies om aan ‘probleemkinderen’ de beste nazorg te kunnen verlenen. Zo kan het gebeuren dat een leerlingbespreking uitmondt in een opname van de leerling in de taakklas of leidt tot een grondige (intelligentie-)testing door het CLB.

(CLB = centrum voor leerlingenbegeleiding.)